Familiereünies zijn van die evenementen waar je ambivalente gevoelens over kunt hebben. Niet dat ik ze nog vaak meemaak, want mijn families van de kant van beide ouders zijn niet erg familieziek te noemen, waardoor we het helaas vooral van de begrafenissen moeten hebben. Meestal gaat het zo: vooraf word ik gehinderd door forse tegenzin. Tijdens het feest blijken die familieleden toch weer verrassend leuke types, en als het einde in zicht is verzuchten we ‘dat we dit toch vaker moeten doen.’
Er zijn genoeg families die regelmatig bij elkaar komen. Omdat ze het jaar door niet de deur bij elkaar plat lopen, maar wel contact willen houden. Dit verhaal schreef ik voor Trouw, over de familie De Jonge.
De familiereünie: losjes, maar toch saamhorig
In een land met soms wat afstandelijke familierelaties kan de reünie de laatste strohalm zijn bij het in stand houden van de onderlinge contacten. De Drentse familie De Jonge houdt vandaag alweer haar zeventiende jaarlijkse familiereünie. ‘Als ik al die rondhollende meisjes met vlechten zie denk ik: wat leuk dat die bij ons horen.’
Het zijn knusse taferelen rondom de oude watermolen in Apeldoorn. Er wordt touwtje gesprongen, twee meiden spelen badminton en een rij kinderen zit gillend te stuiteren op een langwerpig skippykussen, terwijl hun oudtante tegelijkertijd haar evenwicht probeert te bewaren en foto’s met haar iPad te maken. De zestienjarige Jente leunt tegen de deurpost. Zelf was ze jarenlang een van de twee kinderen tijdens dit soort feestjes. ‘Toen vond ik deze reünies verschrikkelijk saai. Nu zijn er weer heel veel kleine kinderen van de volgende generatie. Ik vind ze heel leuk, maar ik zou niet al hun namen weten.’
Sommige families zijn zo groot dat het onmogelijk is om met iedereen contact te onderhouden. Neem de familie De Jonge, nazaten van Henk de Jonge en Rien de Vries uit het Drentse Smilde. Elf broers en zusters zijn het, in leeftijd variërend van 54 tot 72 jaar. Negentien kinderen kregen zij samen, die op hun beurt opgeteld ook weer negentien kinderen kregen – een mooie illustratie van het dalend geboortecijfer in Nederland. De jongste telg is een jaar en acht maanden. Naar elkaars verjaardagen gaan ze allang niet meer, maar ze zijn wel op elkaar gesteld. Dus zien ze elkaar jaarlijks met z’n zeventigen op een wisselende feestlocatie in het land.
Hard werken
Daar staan de drie oudsten bij elkaar – Tineke, Wietse en Anneke. Tineke slaat haar armen om de anderen heen en verkondigt lachend: ‘Wij hebben de rest opgevoed.’ Zus Harriët (negende in rij) komt erbij staan. ‘Nou, zij moesten mij voeden, en vaak aten ze de helft zelf op.’ Plagend: ‘Daarom heb ik jarenlang zo ondervoed geweest.’ De anderen grijnzen.
Vanaf hun zwartwit portret op tafel kijken de overleden stamhouders met ernstige blik toe. In Smilde was vader Henk niet alleen boer, maar ook man met allerlei maatschappelijke en kerkelijke bestuursfuncties. Het calvinistisch-protestantse gezin werd streng bestierd. De oudsten moesten vanzelfsprekend meewerken op de boerderij of het huishouden, wat soms ten koste ging van hun ontplooiing. De tweede lichting – de jongste vijf – kreeg meer kansen om op eigen benen te staan. Dat Tineke, de oudste, niet heeft kunnen studeren en zij wel, daar heeft ze het wel eens moeilijk mee gehad. ‘Mijn jongste zusjes waren de meiden van de maatschappelijke revolutie.’
Niet voor de vorm
De verjaardagen van opa en oma zijn vaak ijkpunten voor het familieleven. Maar als die er niet meer zijn, kan de boel zomaar uit elkaar vallen. Voor je het weet zie je je familieleden alleen nog maar op een begrafenis – de familiereünie bij uitstek. Bungalowparken als Landal Greenparks en de Roompot richten zich de laatste jaren daarom nadrukkelijk op familiegroepen die een weekendje samen weg willen. De vraag is groot en blijft stijgen, blijkt uit navraag bij Landal.
De opkomst van de familiereünie compenseert voor het verdwijnen van oude structuren, zegt Theo van Tilburg, hoogleraar sociale gerontologie aan de VU. Vroeger waren bruiloften talrijker en werden hoogtijdagen nog standaard met de familie gevierd. Ook bleven familieleden relatief vaak in dezelfde plaats wonen – wie heeft er dan een reünie nodig? Daarnaast gaan we in het individualistische Nederland steeds losser om met familiebanden. ‘In vergelijking met zuidelijke landen gaat het bij ons veel meer om de kwaliteit van de relatie dan de verplichtingen. Nederlanders uiten hun familieliefde minder, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan: de familieweekendjes en -feestjes laten zien dat er wel degelijk een behoefte is.’
Niet alles is koek en ei; uit recent onderzoek van het Netherlands Kinship Panel Study blijkt dat 22 procent van de broers en zussen en 8 procent van de ouders en kinderen ruzie heeft. Toch verlopen de meeste familiereünies doorgaans een stuk gemoedelijker dan die in de tragikomische film Festen. Sterker: het aardige van familiereünies is hun inclusiviteit, zegt Van Tilburg. ‘Ook familieleden die weinig contact hebben met anderen, zullen proberen te komen. Het familiegevoel wordt hier sterker beleefd dan bijvoorbeeld tijdens verjaardagen.’
Lijntjes
Lunchtijd: lopend langs een tafel belegt iedereen even een broodje. Het is rommelig druk in de eetruimte. Hier kleurt een kleuter in haar kleurboek met haar moeder naast zich, daar omhelzen twee familieleden elkaar. ‘Hee, ongelooflijk, wat zijn jouw meiden lang geworden, en mooi!’ roept iemand tegen zijn net binnengekomen neef.
Die ‘iedereen-gaat-zijn-gang’-mentaliteit is typerend voor haar familie, zegt Else (54), de jongste van de elf. Ook onderling lopen de broers, zussen, neven en nichten niet de deur bij elkaar plat. Maar als er iets is, kunnen ze op elkaar rekenen. ‘Ik heb vooral veel contact met de twee zussen boven mij. Met hen heb ik de slaapkamer gedeeld; we kriebelden elkaar voor het slapen gaan op de rug. Maar ik heb ook een goede band met mijn oudere zus Ineke, die me, als ik vroeger bij haar logeerden in Amsterdam introduceerde in wereldse dingen zoals pizza’s eten, naar de bioscoop gaan en treintabellen lezen. Zo heeft iedereen zijn lijntjes binnen de familie.’
‘We accepteren elkaar allemaal zoals we zijn’, zegt Ineke. ‘Een familie moet geen keurslijf zijn. Als middenmoter heb ik altijd een beetje contact met de drie jongsten proberen te onderhouden. We zijn niet samen opgegroeid, maar ik houd ze nog steeds een beetje in de gaten.’ Toen Ineke na vier jaar huishoudelijk werk op de boerderij als twintigjarige naar Amsterdam vertrok, haalde ze de schade in. ‘Toen heb ik de bloemetjes buiten gezet.’ Ze stortte zich vol overgave op de liefde, haar studie en op het culturele leven. ‘Ik ging naar de musical Hair en danste mee tijdens de slotscene, ik vierde de vrijheid.’
Herinneringen
Het losmaken was een noodzakelijk proces voor kinderen die opgroeiden in een groot, streng gelovig gezin. Het gebrek aan persoonlijke aandacht heeft zijn sporen nagelaten. ‘Mochten mensen overwegen om elf kinderen te nemen, ik raad het ze af’, zegt Else. ‘Ik ben een tamelijk gelukkig mens, maar ik heb relatief veel last gehad van een soort elementaire zelftwijfel. Houden ze nog wel van me? Opgroeien in zo’n roedel heeft beslist leuke kanten, maar als kind word je snel over het hoofd gezien.’
Over gevoelens werd thuis niet gepraat. Zo ook niet over de twee overleden baby’s in het gezin, vaders verblijf als twintiger in de Asser gevangenis tijdens de oorlog vanwege zijn verzetswerk en het dodelijke verkeersongeluk van de 21-jarige Henk. Anneke, de derde: ‘Ik was toen allang de deur uit. Henkie heb ik niet zien opgroeien. Hij was rustig en op de achtergrond. Mijn jongste had een sterke band met haar opa. Ze vroeg hem eens of hij wel eens aan Henk dacht. Toen zei hij: “Ach mien kind, elke dag.”’
Van anderen hoorden ze later meer over de bevrijding van hun vader uit de Asser gevangenis, vlak voordat hij gefusilleerd zou worden. Wietse, de oudste broer: ‘Toen hij in de gevangenis zat, was moeder zwanger van mij. Hij sprak zelden over de oorlog.’ Vader was een stille, wat strenge man. Moeder was een wat lieve vrouw met weinig zelfvertrouwen, iemand die er niet onverdeeld gelukkig mee was om steeds opnieuw zwanger te worden. Maar het waren goeie mensen, is het unanieme oordeel van hun kinderen.
Borstrok
De gekkigheden van hun opvoeding worden tijdens dit soort feestjes met verve gememoreerd. Zo had moeder Rien de Jonge de vreemde gewoonte om op de achterkant van schilderijen dingen te schrijven die ze belangrijk vond om te onthouden. Ze schreef bijvoorbeeld op welke families in de buurt welk geloof aanhingen. “De familie zus en zo is hervormd, en de familie Snel gelooft het wel.” De laatste zin werd een gevleugelde uitdrukking. Staand aan een tafeltje halen Koos, Marianne, Margreeth en Harriët herinneringen op. Over het afdragen van elkaars kleren, hoe moeder de zusjes nariep als ze met de bus naar het grote Groningen gingen: ‘Heb je je borstrok wel aan?’ en: ‘Vergeet niet: zonder de Heer kun je nog geen pink bewegen.’
De kleinkinderen hebben veel luchtiger herinneringen: aan hutten bouwen op de familieboerderij, rondrijden op het erf en ‘dat alles mocht.’ Er werd veel gelogeerd bij Wietse (die nog steeds ‘op de ouderlijke stee’ woont) en Koos en hun beide gezinnen in Smilde.
Verwantschap wordt niet alleen gevoed door gedeelde herinneringen, maar ook door herkenning. In Mama Tandoori beschrijft Ernest van de Kwast dat gevoel treffend als hij voor het eerst zijn tante ziet: ‘Het is alsof het gezicht van mijn moeder in haar gelaat verborgen ligt.’ Zo voelt ook Else een band met iedereen. Over haar broers en zussen: ‘Het is leuk om mensen te kennen die door dezelfde ouders zijn opgevoed.’ Inmiddels ziet ze ook de voordelen van opgroeien in een groot gezin. ‘Als ik nu die grote schare kleine meiskes met vlechtjes in hun haren zie rondhollen, denk ik: wat leuk dat die allemaal bij ons horen.’