De huidige aanpak van taal- en leerachterstanden bij jonge kinderen werkt niet. Dat is de uitkomst van het onderzoek van hoogleraar Ruben Fukkink, die de effecten van voor- en vroegschoolse opvang uitzocht. Een even glasheldere als teleurstellende uitkomst, gezien alle energie en geld dat er in de afgelopen jaren in vve is gestopt.
Dat neemt niet weg dat we blijven hopen. Want, zegt Fukkink in het interview dat ik met hem had voor het vakblad Management Kinderopvang: het is met dit thema net als met zeehondjes: iedereen wil zo graag helpen.
Vandaag stond een advies van de SER in de krant om de bestaande kinderopvang uit te breiden tot een voorziening van wekelijks 16 uur voor alle van kinderen van 2 tot 4 jaar. Kinderen met achterstanden krijgen in die tijd speciale stimuleringsprogramma’s voorgeschoteld. Ik ben benieuwd welke evidence based-programma’s dat zullen zijn.
Ruben Fukkink:
‘Het moet een keer gezegd worden; vve werkt niet.’
De overzichtsstudie naar de effectiviteit van vve liegt er niet om: er is geen effect. Hoogleraar Ruben Fukkink worstelde zich door een halve meter onderzoeken, verricht in de afgelopen 15 jaar. ‘Bij elk onderzoek werd opnieuw geconcludeerd: er is nu geen resultaat, maar wie weet is dat er morgen wel. Dat kunnen we niet langer staande houden.’
De hoogleraar kinderopvang weet al te goed dat hij geen blijde boodschap brengt. Maar het is tijd om de ongemakkelijke waarheid onder ogen te zien, vindt hij. Te lang zijn we er in het publieke debat voor weggedoken.
Sinds 2000 hebben rijksoverheid en gemeenten tezamen – volgens voorzichtige schattingen – jaarlijks een half miljard euro in de vroeg- en voorschoolse opvang gestopt. En niet alleen dat: pedagogische medewerkers en leerkrachten hebben zich laten bijscholen en zich jarenlang vol overtuiging gestort op het stimuleren van jonge kinderen uit achterstandsgroepen. ‘Ik heb enorm veel respect voor de beroepskrachten die dat elke dag weer doen, en weet zeker dat ze het doen met de allerbeste bedoelingen’, benadrukt hij. ‘Maar we moeten de koers grondig verleggen.’
U brengt geen prettig nieuws.
‘Het is een harde conclusie, maar die moeten we nu wel trekken. Ik maakte een overzichtsstudie van alle 21 deelstudies die over dit onderwerp verschenen zijn. Als je alles bij elkaar veegt, is er geen effect. In de verste verte niet. En dat beeld is consistent: nul effect bij taal, nul bij rekenen, nul bij IQ en nul bij de sociaal-emotionele ontwikkeling. Dan is er maar één conclusie: we kunnen niet zo doorgaan.’
Met welk gevoel nam u de stapel rapporten door?
‘Met stijgende verbazing. Ik nam ze in chronologische volgorde door en regelmatig is de conclusie dat vve misschien, ondanks de uitkomsten, tóch werkt. Dat zoiets in 2002 gezegd wordt is begrijpelijk – ‘Het is nog nieuw, het heeft meer tijd nodig, er moeten meer hbo’ers bij, we moeten zorgen voor een betere aansluiting met de doelgroepen’ – , maar als dat er nu nog steeds staat, denk je: dit kan niet. Te vaak was de conclusie dat er op dat moment weliswaar niks te zien was, maar morgen waarschijnlijk wel. Daarbij kwam nog eens dat de minieme effecten díe er waren, in de loop alleen maar kleiner werden.’
En al de methodologische problemen die vve-onderzoeken bemoeilijken? Doen die daar niets aan af?
‘Dat soort relativeringen kun je bij elk onderzoek opvoeren. De perfecte, goudgerande studie naar dit onderwerp bestaat niet. Bij meta-analyses zoals deze beklim je een berg. Je staat op de schouders van zeer gewaardeerde collega’s. Ik heb heel veel respect voor het werk dat ze hebben verricht. In de halve meter paperassen die ik bestudeerde zaten longitudinale onderzoeken, die naar de toekomst kijken, en retrospectieve, die vanuit huidige prestaties terugkijken naar de vve-geschiedenis van kinderen. Als beide typen op nul uitkomen, lijkt de conclusie me duidelijk.’
Hoe is dat mogelijk, ondanks alle moeite die erin wordt gestopt?
‘Voorop gesteld: de intenties van alle betrokkenen zijn goed. Ik wil ook niets afdoen aan de inzet van die vve-leidster die superhard werkt op een moeilijke groep; ga er maar aan staan. Maar het is niet zo dat zij betere resultaten behaalt dan haar collega in de gangbare opvang. Die wil ook het beste voor de kinderen. De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang is op sociaal-emotioneel vlak op heel veel groepen in orde, en dat geldt ook voor de reguliere niet-vve-groepen. We mogen met respect naar onze kinderopvang kijken. Hoewel vaak gezegd wordt dat vve superieur is, is dat niet zo. Daarom ben ik altijd erg verbaasd wanneer ik beleidsmakers hoor beweren dat de kwaliteit van vve veel hoger hoog dan die van de gewone opvang. Dat is wensdenken: er gaat veel geld heen, dus moet het effect hebben. Het zijn net de nieuwe kleren van de keizer.’
Kan de ontwikkeling van jonge kinderen überhaupt positief worden beïnvloed met stimuleringsprogramma’s, of moeten we er maar helemaal mee stoppen?
‘Jazeker, in het buitenland, met name de VS, zien we wél effect. Dat heeft met twee dingen te maken. Enerzijds zijn in Nederland de verschillen tussen achterstandsgroepen en ‘gewone’ kinderen klein, vergeleken met de VS en Engeland. Daarnaast zijn we niet goed in topsport, daar doen we iets fout: we onderschatten hoe moeilijk het is om topkwaliteit te leveren. Vve is ooit in Nederland ontstaan naar buitenlands voorbeeld. Helaas hebben we het voorbeeld toen te fragmentarisch gekopieerd. Er is veel meer nodig.’
Wat is dan het juiste recept?
‘Het recept heb ik niet, wel enkele belangrijke ingrediënten. Ten eerste: houd op met je blindstaren op programma’s. Het zijn niet de programma’s die bepalend zijn, maar de mensen. Alles begint met de pedagogische kwaliteit op de groep. Geef medewerkers intensieve begeleiding met klassikale training, coaching op de groep en persoonlijke feedback. Als je programma’s kiest, moeten die bewezen effectief zijn. Momenteel voldoet geen enkel programma op de databank van het NJi aan dat criterium. De echt mooie programma’s uit het buitenland stimuleren de kinderen bovendien op twee manieren: op het kindcentrum en vanuit de thuissituatie. Ze weten een nieuwe wereld te creëren rondom dat kind.’
Ouderbetrokkenheid stimuleren wordt al langer geroepen, maar is niet gemakkelijk.
‘Zeker niet. Het gaat ook veel verder dan af en toe eens thee drinken. Beroepskrachten zullen ook echt bij de mensen thuis moeten aanbellen. Alleen dan krijg je ouders als partner in de opvoeding. In de best practices die we kennen uit bijvoorbeeld de VS wordt die dubbele weg bewandeld.’
Bestaat nu niet het risico dat politici en beleidsmakers gaan roepen: geen euro meer die kant op?
‘We besteden nier teveel aan het tegengaan van achterstanden, maar te weinig. Wel jammer natuurlijk dat we het hier hebben over een van de duurste programma’s in het onderwijs. Volgens mij is er een alternatief: het IKC. Laten we alsjeblieft het jaarlijkse halve miljard van de vve ten goede laten komen aan een kwaliteitsimpuls voor de IKC’s. Geen segregatie, maar integratie. Wat mij betreft zetten we de gescheiden praktijk van vve enerzijds en reguliere kinderopvang stop.’
Kan het onderwerp u na al die tijd nog steeds boeien?
‘Het fascineert me enorm. We brengen een ongemakkelijke waarheid, een beetje zoals Al Gore’s Inconvenient Truth. Er zit een extra laag onder dit onderwerp, ik weet niet precies wat het is. In Al Gore’s film zijn het de trouwe zeehondenogen die het hem doen, hier de jonge kinderen die iedereen wil redden. Dat dat niet lukt, schuurt.’
Met een blik op de toekomst; Een meta-analyse van de effecten van vve op de ontwikkeling van kinderen in Nederland. Ruben Fukkink, Lisanne Jilink en Ron Oostdam. Hogeschool van Amsterdam en Universiteit van Amsterdam.
Uitkomsten
De overzichtsstudie vat de uitkomsten van de 21 studies samen die sinds 2000 zijn verschenen over de effecten van voor- en vroegschoolse educatie. In deze studies zijn bij elkaar ruim 50.000 kinderen onderzocht gedurende de de periode 2000-2015. Daarbij werd samen gebruik gemaakt van 165 uitkomstmaten, verdeeld over taal, rekenen, algemene intelligentie en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Het effect van vve is ‘niet-statistisch significant’ en is vrijwel nul. Ook de uitkomsten voor de afzonderlijke domeinen wijken niet significant af van nul. ‘De teleurstellende opbrengsten laten zien dat vve, ten opzichte van de reguliere groepen in de voor- en vroegschoolse periode, geen toegevoegde waarde heeft voor de ontwikkeling van het jonge kind in de Nederlandse context’, concludeert het rapport.
Verschenen in het novembernummer van Management Kinderopvang