Al jaren schrijf ik maandelijks voor het vakblad Management Kinderopvang. Leuk, want in die hoek spelen vaak interessante maatschappelijke thema’s. Eén daarvan is twee- of Engelstalige opvang. De overheid wil het graag, ondernemers willen graag, maar het mag volgens de bestaande regels alleen in uitzonderingssituaties. Hoe nu verder?

Hestia, een van de organisaties met tweetalige opvang

Hestia, een van de organisaties met tweetalige opvang

 

Heeft tweetalige opvang toekomst? 

Tweetalige en Engelstalige opvang zijn populair. Ze blijken te voorzien in een behoefte die lang niet alleen bij expats bestaat. Maar de regels scheppen verwarring. ‘De gemeente vindt het prachtig wat we doen, maar er hangen ons wel hoge boetes boven het hoofd.’

Sinds 2010 biedt Hestia Kinderopvang in Amsterdam tweetalige opvang aan op twee locaties. Daarmee was Hestia een pionier. Het idee: kinderen leren spelenderwijs twee talen, omdat op elke groep één Nederlandse en één Engelse native speaker staan. ‘Gemeente Amsterdam is langs geweest en vindt het ontzettend leuk wat we doen’, vertelt directeur Ileen Purperhart. Hestia heeft in een gedragdscode vastgelegd dat de herkomst van de ouders een andere taal noodzakelijk maakt. Daarbij gaat het om gezinnen waarbij een van de ouders uit het buitenland komt, gezinnen met buitenlandse familie en gezinnen die willen emigreren. ‘Van die laatste categorie zijn er veel’, zegt Purperhart. ‘We hebben op één locatie al vier gezinnen die naar New York zijn verhuisd. Zij zijn hartstikke blij dat hun kinderen al van baby af aan met Engels in aanraking zijn gekomen. Voor veel ouders is onze tweetaligheid een van de belangrijkste redenen om voor ons te kiezen.’ Behalve praktische overwegingen zijn er meer zaken die pleiten voor tweetalige opvang. Er zijn aanwijzingen dat een tweetalige opvoeding goed voor is voor de ontwikkeling van kinderen. Zo leren ze sneller cognitieve taken, zijn ze beter in taal- en rekentaken en leren ze later makkelijker nieuwe talen.

Interpretatie

Purperhart: ‘Onze manier van werken was nieuw, maar de GGD vond het voldoende dat we een gedragscode hebben en dat ons tweetalige beleid goed was onderbouwd.’ Maar sinds er een nieuwe inspecteur is aangetreden die de regels strikter uitlegt dan zijn voorganger, mag er in Hestia geen Engels meer gesproken worden. En op de vestiging met – op vijf gezinnen na – expats, mag voortaan alleen Engels worden gesproken. De kinderen uit de Nederlandse gezinnen moeten in een aparte groep worden ondergebracht. Een willekeurige afbakening, vindt Purperhart, want lang niet alle expats gaan binnen drie jaar terug. ‘De gemeente zei: het spijt ons ontzettend, maar we zien geen mogelijkheden om van de regels af te wijken.’

De regels schrijven voor dat anderstaligheid niet mag. Maar er zijn uitzonderingen mogelijk. Volgens de Wet Kinderopvang (artikel 1.55) is de voertaal verplicht Nederlands, eventueel aangevuld met Fries of een streektaal, zoals het Limburgs of Nedersaksisch. Een andere taal mag alleen als voertaal als er sprake is van specifieke omstandigheden door de ‘herkomst van de kinderen’. Die bepaling is volgens de toelichting van de GGD bedoeld voor kinderen van buitenlandse expats die tijdelijk in Nederland verblijven. Het afwijken van de voertaal moet bovendien worden vastgelegd in een gedragscode. Volgens Purperhart is het maar hoe je de wet interpreteert. ‘Die specifieke omstandigheden kun je heel goed in overleg met de ouders definiëren.’

Intussen zijn de beleidsmakers druk aan het experimenteren met tweetaligheid in het basisonderwijs, met als credo: met Engels kun je niet vroeg genoeg beginnen. Momenteel loopt een landelijke pilot waarbij vijftien basisscholen tweetalig onderwijs bieden. Ook in Amsterdam-Zuid gaat in augustus een proef van start voor een tweetalig integraal kindcentrum, samen met KinderRijk. Hestia-directeur Purperhart vindt dat wrang. ‘Hoe kan dat nou? Dan mogen zij wel en wordt ik met al mijn ervaring beboet?’ De organisatie maakte bezwaar tegen de opgelegde boetes, maar eind vorig jaar kreeg de gemeente gelijk van de bezwaaradviescommissie Amsterdam. Purperhart weet niet wat ze zal doen. Ze is gaan praten met een Europees platform dat vroeg aanleren van vreemde talen wil stimuleren. Het Ministerie van Sociale Zaken heeft toegezegd het probleem op termijn te willen onderzoeken, maar het veranderen van een wet kost al gauw een jaar. Een algemene maatregel van bestuur – waar de pilotscholen onder vallen – kost een half jaar. ‘Dat zou betekenen dat ik de boel hier in de tussentijd helemaal zou moeten afbreken.’

Native speakers

De kinderopvangorganisaties die Engelstalige groepen oprichten of die Engelstalige activiteiten aanbieden, springen als paddenstoelen uit de grond. De houding van de GGD ten opzichte van deze initiatieven verschilt per gemeente. In expat-lievend Den Haag bijvoorbeeld lijkt er soepeler omgesprongen met tweetaligheid. Zein Kinderopvang, een Engelstalige opvangorganisatie die zich richt op expats, krijgt geen handhavingsbrieven over de voertaal, maar over de opleiding van de pm’ers. Enkele jaren geleden ging de directeur Jan van der Meiden speciaal in het buitenland op zoek naar hoogopgeleide native speakers met beroepskwalificaties. Want een perfect Engels halen Nederlandse pm’ers niet, had hij gemerkt.

Reinoud Kroese van Pulito Advies adviseerde de organisatie. ‘Bij Zein lopen afgestudeerde orthopedagogen en ontwikkelingspsychologen rond met allerlei relevante stages. Dat zij niet gekwalificeerd zouden zijn, is flauwekul.’ Van der Meiden probeerde voor iedere buitenlandse pm’er een gelijkstellingsverzoek te halen bij TNO, maar die werden afgewezen. Want sinds 2010 schrijft de cao voor dat een academische opleiding ook in de bso niet meer voldoende is. Volgende stap: het doorlopen van de procedure voor eerder verworven competenties (EVC), met toetsen op mbo-niveau. Kosten: 1700 euro per werknemer, en een wachttijd van een paar maanden. De organisatie liet de toetsen vertalen naar het Engels, maar daarmee was het onderdeel ‘beheersing Nederlandse taal’ nog een obstakel. Het leidde tot ‘eindeloos gepingpong’ met gemeente, ministerie, FCB (verantwoordelijk voor de EVC-procedures) en GGD. Over dit onderwerp mag wel eens een pittige discussie gevoerd worden, vindt Kroese. ‘Laten het Ministerie van Sociale Zaken en de cao-partners zich maar eens achter hun oren krabben. De wil om iets te doen ontbreekt.’

De GGD constateerde bij een aantal bezoeken dat er ongekwalificeerde medewerkers rondliepen bij Zein. Wel was de pedagogische kwaliteit uitzonderlijk goed. Tussen 2010 en 2012 stuurde gemeente Den Haag handhavingsbrieven met stevige boetes. Directeur Van der Meiden ging met alle betrokken partijen in gesprek. ‘De gemeente dacht wel mee,’ vertelt Kroese. ‘Ze zagen het dilemma, maar hielden vast aan hun handhavindsplicht.’ Uiteindelijk was er sprake van het matigen van de boetes, maar Van der Meiden besloot uit principe naar de rechter te stappen. Die oordeelde op formele gronden dat de opgelegde boetes niet terecht waren. Want de kwaliteitseisen die horen bij de Wet Kinderopvang zijn geen wettelijke voorschriften, zoals al eerder bij een andere rechtszaak door de Raad van State was geoordeeld. Aan toetsing van het gelijkheidsbeginsel (discriminatie van werknemers met een academisch diploma) kwam de bestuursrechter niet toe.

Ambivalent

De tegenstrijdige houding van de overheid maakt het voor ondernemende organisaties niet duidelijker op. In de regio Utrecht worstelt een kinderorganisatie momenteel met het voornemen om tweetalige opvang te gaan aanbieden. Vanwege alle ontmoedigende signalen uit het veld komt de organisatie liever niet met hun naam in Management Kinderopvang. ‘We blijven voorlopig liever onder de radar’, zegt een directeur. In een informeel gesprek was de boodschap van de GGD-inspecteur ambivalent: het mocht niet, maar de directeur kreeg tegelijkertijd het advies om het beleid vast te leggen en ouders een gedragscode te laten tekenen en te zien hoever ze kon komen. ‘Dat is dus een praatje waar ik niks mee kan’, zegt ze. ‘De controle is sinds anderhalf jaar behoorlijk verscherpt; de GGD legt op alle slakken zout.’ Toch gaat de organisatie door; er hebben zich al teveel enthousiaste ouders gemeld, merendeels ouders die een meerwaarde zien in een tweetalige ontwikkeling – geen expats. Ze hebben een verklaring getekend dat ze willen overstappen naar de nieuwe groep. ‘Hopelijk kunnen we de GGD overtuigen dat dit een heel goed idee is’, verzucht de directeur.

‘Inderdaad zendt de overheid een ambivalente boodschap uit, door tweetaligheid in het onderwijs te stimuleren en te verbieden voor de kinderopvang’, beaamt Fleur Imming, woordvoerder van Brancheorganisatie Kinderopvang.Wij trekken er bij het ministerie hard aan om tweetaligheid een plek te geven in het onderzoek dat nu plaatsvindt naar uitzonderingssituaties in de kinderopvang. Maar tot die tijd is het bij wet verboden, daar kunnen wij helaas niks aan veranderen.’

Hestia-directeur Purperhart heeft intussen samenwerking gezocht met andere kinderopvangorganisaties die tweetalige opvang bieden: CompaNanny en KinderRijk. Daarnaast heeft ze een landelijke werkgroep tweetaligheid opgericht, waarmee ze ook de brancheorganisatie heeft benaderd. Kroese raadt organisaties als de hare aan om naast het voeren van gesprekken de gemeentelijke boetes juridisch aan te vechten. ‘Twee sporen bewandelen, dat houdt de druk erop.’

Management Kinderopvang, april 2014.