Wonen in rauwe panden, dat doet het goed tegenwoordig. Want met een pand met een stoer verleden heb je iets unieks, waarmee je je kunt onderscheiden van de rest. Het tegendeel van de vinexwoning:

Wonen in een rauw gebouw

Steeds meer mensen willen wonen in een ‘rauw gebouw’ met een aparte geschiedenis; een militair magazijn, een zuivelfabriek of een oude gymzaal. De makelaar in vintage vastgoed biedt soelaas. ‘Je wordt verliefd op zo’n pand, crisis of niet.’

Direct aan de dijk langs de Waal bij Tiel ligt een voormalige lampekappenfabriek. Aan de buitenkant is het een sober, hoekig gebouw zonder tierlantijnen. Miranda Straten – bontgekleurd jasje, idem broek, stoere schoenen – vindt dat charmant. ‘Het is nu eenmaal een fabriek, geen strak gebotoxte tent. We laten de materialen van het pand graag voor zich spreken.’ De fabriek, die werd gekocht voor 470.000 euro, staat bij Redres in de etalage voor bijna het dubbele. Na vijf jaar zijn de eigenaars toe aan een nieuw project. Het huis waarin ze wonen is te mooi en te af geworden, vinden ze. Bovendien zijn de docente beeldende vormgeving en haar man, die headhunter is, eraan gewend om elke vier jaar hun spullen te pakken. Wat ze hierna willen weten ze nog niet. ‘Misschien wordt het nu iets écht ruigs.’
Van binnen oogt de ruimte als een foto uit een woonmagazine. Op de verdieping bevinden zich een lounge-achtige ruimte met zwart geverfde muren, enorme banken en een royale open haard en daarnaast een grote woonkeuken. Blikvanger zijn negen grote ramen in stalen vensters, opzij en aan de voorkant. Ze kunnen worden afgesloten met hoge zware houten luiken. ‘Kijk, s’avonds doen we de luiken dicht en de kaarsen aan. Leuk als je een feestje geeft’, zegt Straten. ‘Met zoveel ramen moet je geen gordijnen ophangen, dan wordt het een soort crematorium.’

herbeste.4

Foto: Hans van den Bogaard

In de woonkamer zaten vroeger dames frames met stof te bespannen. Jammer dat er geen foto’s meer van zijn, vindt Straten. ‘We hebben ook gezocht naar oude lampekappen, al was het maar één. Niks gevonden.’ Alles is nog zoals het oorspronkelijk was, benadrukt ze, alleen de muren zijn geverfd. De goederenlift zit er nog, de oude leidingen, de betonvloer. ‘Toen het leeg was zag je precies waar de spuitmachine had gestaan. Iedereen zei: je moet hout leggen. Maar dat beton is juist prachtig, met die scheuren.’ Het mooie van dit het huis is de menselijke maat, vindt ze. Industreel, maar geen hal om in te verzuipen – meer dan vijfhonderd vierkante meter is niet meer beheersbaar. Het is opmerkelijk om te zien hoe slecht mensen tegen grote huizen kunnen, filosofeert ze. ‘Vaak kruipen ze weg in de studeerkamer. Je moet ‘t grote gebaar durven maken.’ Dat doen de bewoners met een paleislange, op maat gemaakte eettafel met daarop – om in proportie te blijven – een halve meter hoge fruitschaal. Tegen de achterwand bevindt zich het al even robuuste kookeiland. Aan de raamkant met uitzicht op de dijk passeren bijna levensgroot fietsers, ingekaderd door dijk en raamkozijn. ‘Net zo’n film van Bert Haanstra’, zegt de bewoonster.
Beneden, in de voormalige laad- en losplaats, is de bibliotheek, en daarnaast het atelier. De slaapkamer ligt aan de andere zijde van het huis. Er klinkt kloostermuziek, en in de duisternis verlichten kaarsen het bed, oosterse meubels en een bad voor twee personen. ‘Dit doe ik alleen bij onze guided tour, hoor’, glimlacht Straten.

Maandelijks bekijken zo’n vijftigduizend bezoekers de Redres-website met de nieuwste verkoopaanbiedingen: een waterfabriek in Breda, een silo in Silvolde, een militair magazijn in Den Oever, een school uit Westerbork of een knalrood stalen lichtschip uit 1937 in de haven van Amsterdam. Die laatste is eigendom van BN’er Chris Zeegers en drie vrienden, die het gebruikten voor feesten en events. Op de kijkdag kan geboden worden vanaf 460.000 euro. Erfgoedspecialist Redres bemiddelt in vintage vastgoed. We hebben het hier niet over dat makkelijke wonen in een schilderachtig landhuisje of lieflijk grachtenpand, maar over rauwe, bijna mensonvriendelijke gebouwen. Casco verdiepingen in voormalige fabrieken, waar de roerige geschiedenis van de gekraste vloeren valt af te lezen.
Aanbod genoeg, dankzij de leegstand van kerken, de postkantoren die dicht gaan, scholen in krimpgebieden die sluiten en industriële functies die verdwijnen of verhuizen. Ook erfgoed uit de jaren vijftig of zestig telt cultuurhistorisch tegenwoordig mee, en daarvan is er nogal wat.: ‘Het aanbod is nog nooit zo mooi geweest’, zegt Jan-Willem Andriessen, met Jim Reerink eigenaar van Redres. ‘Het varieert van een halve ton tot tien miljoen euro.’ De locatie maakt veel verschil. In de grote steden vliegen de bijzondere oude panden weg, terwijl een groot pakhuis in de provincie aanzienlijk moeilijker te slijten is.
Van de crisis zeggen ze nauwelijks last te hebben. ‘Er is veel vraag naar panden met een bijzondere uitstraling’, zegt Reerink. ‘Onze doelgroep is eraan gewend om eigen geld mee te nemen. Banken waren altijd al moeilijk te overtuigen van het financiële potentieel. En als mensen verliefd zijn, maakt het ze niet uit.’ Wel lastig aan de vintage vastgoed-doelgroep is dat ze vaak al mooi wonen en dus geen enkele haast hebben. ‘Een gewone makelaar heeft een spanningsboog van twee weken. Wij zijn soms vier jaar met iets bezig.’

De eigenaren zijn dan ook geen snelle jongens, maar liefhebbers. Belezen types, die veel hebben meegemaakt. Andriessen: ‘Zij vinden hun pand ontzettend erg mooi en verkopen het daarom liever voor iets minder aan iemand die ter plekke flauwvalt.’ Omdat ze heel veel van hun pand weten, doen ze zelf de rondleiding. Zoals p&o-ondernemer Peter Fontijn, die zijn droomobject, een tabaksmagazijn in Druten, van de hand doet. ‘Ik ga niet pushen’, zegt Fontijn. ‘Zo’n pand moet zichzelf verkopen. Je moet oppassen dat je niet teveel vertelt. Mensen willen de geschiedenis graag zelf ontdekken. Ik heb een dvd aan informatie, maar daar kom ik pas mee als ze erom vragen. Op mijn mobiele site zeg ik alleen: ‘Wonen op hoog niveau in een loft.’
Het tabaksmagazijn in Druten is een rijksmonument, een mastodont in een klein dorpje. Het hoge pakhuis steekt ver uit boven de nederige gevels van de omringende dorpswoningen. De eigenaar doceert graag over de geschiedenis van de tabaksindustrie in de regio. In 2008 kochten hij en zijn vrouw het pand, samen met twee anderen. ‘Ik zag dit gebouw in al zijn puurheid. Het ziet er bizar uit, alsof er een ufo midden in de wijk is geland.’ Verlekkerd: ‘Drie verdiepingen sombere baksteen.’ Maar nu wil hij er vanaf. De herbestemmingsprocedures en de plannemakerij hebben samen zoveel tijd gekost, dat hun kinderen inmiddels het huis uit zijn. ‘Toen dachten we: gaan we nou met ons tweetjes in zo’n loft van zeshonderd vierkante meter wonen?’

‘De eigenaar twittert zich gek’, heeft Andriessen vooraf gezegd. Hij buigt zich nu met Fontijn over diens mobieltje, om te kijken naar zijn mobiele site over het tabaksmagazijn. De ondernemer, triomfantelijk: ‘Ik ben het eerste twitterende monument, wist je dat?’ Als import-Drutenaar heeft hij al jaren een website over de geschiedenis van zijn woonplaats, ‘bij wijze van integratiecursus.’ Hij wijst op de gevelsteen, waarop de initialen FAS AMdB staan. Naar de betekenis van die letters heeft hij lang gezocht: De Bock en Smithuizen, tabaksondernemers uit Amsterdam. ‘Tot 1900 haalden alle grote tabaksfabrikanten uit het zuiden hier hun tabak vandaan.’ Hij buigt zich weer over zijn mobieltje. ‘Wat hebben wij vandaag getwitterd, Jan-Willem?’
Ze zijn aan elkaar gewaagd, de verkoper en zijn makelaar. Andriessen heeft het over een ‘hut van acht ton onder je kont.’ En: ‘Als-ie in Amsterdam stond zou je meteen zeggen: waar kan ik tekenen?’ Op de eerste verdieping zitten de resten van een verlaten zonnestudio, met de cabines nog intact. De verdiepingen erboven – ieder 300 vierkante meter – zijn helemaal kaal. De plafonds rusten op een rij sierlijke groene kolommen. Op de houten vloer zitten hier en daar flinke butsen: hier hebben de machines staan stampen. ‘Zo worden ze niet meer gezaagd’, zegt Fontijn. ‘Vetter grenen vind je niet.’

Oerbestemming

Bij het ‘omkatten’ van dit soort vastgoed vergen bureaucratie en financiële obstakels nogal wat van de geïnteresseerden. Fontijn heeft veel last gehad van ‘paarse krokodillenprocedures.’ Hij maakte een ambiteus verbouwingsplan en klopte aan bij alle denkbare instanties voor goedkeuring, van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) tot de lokale gemeente. Van de RCE mocht het plan de kenmerkende ‘lange zichtlijnen’ van de immense verdiepingen niet aantasten. Het bouwplan voorziet daarom in twee grote open lofts, met een vide aan de rivierkant. Het potje herbestemmen in de erfgoedsector liep Fontijn mis. Met zijn investering van 286.000 euro zit hij nét onder de vereiste grens van drie ton. ‘Schroef dat bedrag maar op’, werd hem aangeraden. Dat vertikte Fontijn. Tegen Andriessen: ‘De grote houten poortdeuren vallen toch onder de eenmalige Brim, die voordelinge lening voor monumenten?’ ‘Die noem ik altijd de brim-bram’, grapt Andriessen. De Brim-regeling bleek helaas alleen voor woningen te gelden. Fontijn: ‘Je moet kijken naar de oerbestemming van het gebouw, en dat is een werkbestemming. De gemeente zei: beste Peter, prachtig dat je het wilt doen, maar niks aan te doen. Weet je wat, doe alsof het een dienstwoning is. Daar heb je dus geen fuck aan. Toen heb ik gezegd, na diep ademhalen: val allemaal maar in de modder. Ik ga gewoon door.’ Alles is nu rond met een schitterend, door alle partijen goedgekeurd plan. ‘De natte droom van elke architect.’

Sleutelen

De plotselinge verkoop van gebouwen die lange tijd voor iets anders waren bedoeld, kan ook voor rare situaties zorgen. Een man staat vanuit zijn deuropening misprijzend toe te kijken hoe de bezoekers over zijn tuinhekje klimmen en door zijn voortuin lopen, zonder iets te vragen. Op de kijkdag van het gemaal De Kromme Aar uit 1940, bij Alphen aan de Rijn, zijn vandaag zo’n vijfentwintig nieuwsgierigen afgekomen. Het verkoopobject is een apart geval, want het gebouwtje heeft geen riolering en de oude dieselmotor van het gemaal staat er nog in. Het vreemdste is dat het in de tuin van een particulier ligt, als een soort enclave. Toegang kan via het recht van overpad via een hek van het Hoogheemraadschap, maar dat zit dicht vandaag.
De buurman heeft vorig jaar tienduizend euro geboden. ‘De makelaar vroeg 100.000 euro. Dat is echt belachelijk, voor zo’n schuur. Alles ruikt er naar diesel.’ Buiten kwinkeleren de vogels lieflijk. Aan de overkant van de Kromme Aar lopen senioren met hun golftassen richting de golfcourse. Het huisje wordt van binnen grotendeels in beslag genomen door de manshoge oude motor. ‘Een typische Alphus motor in een stationaire situatie’, legt een kijker uit. Hij zal hem gratis verwijderen, als een koper de motor kwijt wil. Zijn vader heeft nog gewerkt in de motorfabriek waar deze vandaan komt. ‘Ik zag ineens op internet een gemaal te koop. Die waterschappen zorgen goed voor hun spullen, dus hij is vast in goede conditie.’

Een andere belangstellende is op zoek naar een plek om uit te rusten, bij drukte op de weg. Ook de civiel ingenieur is in de geschiedenis gedoken. ‘Het moet grappig zijn om die motor weer aan de praat te krijgen. Ik zou hem laten zitten. Ik slaap wel op een verdiepinkje, ofzo. Ik zou het zonde vinden iets te veranderen. Maar het minimum bod van 65.000 euro vind ik te hoog voor een gebouw zonder woonbestemming.’
Verderop vertelt makelaar Reerink aan geïnteresseerden dat het milieurapport hem he-le-maal niet tegenvalt. Lichte verontreiniging, je moet er geen moestuin beginnen. Zelf woont hij in de buurt van de Vecht en ‘daar wil je ook geen schop in de grond steken.’ Langs het water aan de achterkant staan twee broers en een vriend uit Amsterdam te peinzen of er een vakantiehuisje van te maken valt. ‘Op de website zag het er mooi uit met een groothoeklens’, glimlacht een van hen. Ze zijn al langer aan het speuren naar iets speciaals. Eén van de broers koopt wel vaker vastgoed. ‘Hij kan heel spontaan zijn’, zegt de ander. ‘Wie weet, voor 65.000 kunnen we een kansje wagen.’ Enig punt van zorg is het recht van overpad, want de eigenaar heeft slechts een meter grond rondom het huisje in zijn bezit. De strook ernaast tot de waterkant is van het hoogheemraadschap. Mogen ze daar wel een terrasje maken?

Binnen pakt de motorliefhebber een gereedschapskist bij om de deksel eraf te schroeven, op zoek naar vitale informatie. Naast hem staat een andere liefhebber, die het hele gebouwtje zou willen hebben, motor inbegrepen. Hij heeft een klusvriend meegenomen. ‘Ik woon in een oude kaasfabriek, maar hier zou ik lekker kunnen klussen aan mijn motorverzameling.’ Naar zijn vriend: ‘We hebben sleutel 12 en 17 nodig, zo te zien.’ Het gemaal gaat voor ongeveer een ton weg, vertelt Reerink een maand later. Verkocht aan een van de motorliefhebbers.

© Annette Wiesman, mei 2011 voor Vrij Nederland